Eli Heimans


Jac. P. Thijsse










Documentatie      
&
Debat
  • natuurbeleving
  • natuurstudie
  • natuurbehoud
  • natuureducatie


  • Heimans en Thijsse Stichting
     
    Home | Stichting | Actueel | Dossiers | Collectie | Contact | Links
     

    > Home > Actueel > Boekbespreking 'Wild van de economie'

    Boekbespreking 'Wild van de economie'

    - 22 juni 2012 -

    In het juni-nummer van de Nieuwbrief van de Heimans en Thijsse Stichting geeft Eddy van der Maarel een korte recensie van het boek 'Wild van de economie. Over de baten van bronst, burlen en andere beestachtige belevenissen' door Tom Bade, Reinier Enzerink, Berend van Middendorp en Gerben Smid. Hier de volledige versie van deze recensie.

    Wild van de econiomie Onze houding tegenover de natuur kent vele facetten en de bijzondere aandacht in de literatuur en de pers voor één of meer van die facetten verschuift voortdurend. Thans wordt weer veel aandacht geschonken aan de beleving van de natuur. Vroeger heette dit meestal de 'recreatieve betekenis van de natuur'. Thans is het een 'kijkrichting beleefbare natuur' (Natuurverkenning 2010-2040). Ook komt het nut van de natuur weer naar voren, "terug van weggeweest", nadat Peter Dauvellier en ik de "functies van de natuur" hadden uitgewerkt (in het Globaal Ecologisch Model voor de Ruimtelijke Ordening van 1978), zonder daarbij evenwel economisch te werk te gaan. Daar ging het om relatieve functievervulling. De van tijd tot tijd ondernomen pogingen het nut van de natuur economisch te benaderen leiden meestal tot onrealistische uitkomsten.

    De eerste auteur van dit boekje, Tom Bade, heeft met Olivier van der Schroeff in 2002 een soortgelijk en op soortgelijke manier uitgevoerd boekje gepubliceerd met de titel "Het geld groeit op onze heuvelrug. De groene weelde van Utrecht in kaart gebracht". Dat was een interessante eye-opener, waarin de verschillende functies van dit gebied werden beschreven in termen van die natuurfuncties opbrengen aan directe baten. Dat idee en het gevolgde schema van functies was gebaseerd op het "Globaal Ecologisch Model" van Eddy van der Maarel en Peter Dauvellier uit 1978. Ook werden inhoud en vormgeving verantwoord en werden bronnen en detailberekeningen op een CD-rom ter beschikking gesteld. Dit nieuwe boekje over de economie van het wild is helaas een stuk minder.

    Er worden economische schattingen gemaakt van de baten van het kijken en luisteren naar wild, maar onder het merkwaardige motto dat de economie geen wetenschap is. De gevolgde methode is verder uitgewerkt als het Febo model, maar zelfs de naam wordt niet toegelicht (Febo blijkt te staan voor 'Financieel, economisch, besluitvorming, ondersteunend'. Met dit model worden 'reële geldstromen in kaart gebracht', hetgeen neerkomt op het schatten van wat er aan natuurbeleving wordt verdiend. Hierbij wordt uitdrukkelijk aangetekend dat er ook intrinsieke natuurwaarden zijn die niet zonder meer in geld zijn uit te drukken. Maar dit uitgangspunt wordt niet verder geïntegreerd met de economische benadering.

    Het nieuwe onderzoek is uitgevoerd in (en om) bepaalde natuurgebieden waar bepaalde wilde dieren met een toegevoegde waarde voorkomen. Allereerst komen de grote natuurreservaten op de Veluwe aan de orde, met ree, wild zwijn, damhert, moeflon en edelhert (er wordt niet vanaf het begin duidelijk gemaakt dat op het ree alle soorten zijn ingevoerd). Hierna komen aan de orde de Waddenzee met de zeehonden, het duingebied in de Kop van Schouwen met damherten, en gebieden met bevers en otters. Ten slotte wordt een hoofdstuk gewijd aan de eventuele terugkomst van de wolf en komen ook de baten van de jacht aan bod. Het onderzoek op de Veluwe is het meest uitgebreid; hier zijn zowel terreinbeheerders als recreanten en ondernemers geënquêteerd en geïnterviewd. Met dit deelonderzoek als uitgangspunt maak ik hier enkele kritische kanttekeningen bij de gevolgde methode. Die hebben vooral betrekking op soms onverantwoorde extrapolaties en op het buiten beschouwing laten van feiten die een ander licht werpen op de conclusies.

    Op de Veluwe zijn 4 grote gebieden onderzocht: De Hoge Veluwe, Veluwezoom en Planken Wambuis, beide van de Vereniging Natuurmonumenten, en de "NW Veluwe" (meer een geografisch en administratieve eenheid met hier niet verstrekte informatie over de daarin opgenomen natuurgebieden). De oppervlakten en de jaarlijkse bezoekersaantallen van deze 4 gebieden zijn opgeteld 17.500 ha en 2.950.000 bezoekers. Om een totaalbeeld van het bezoek aan de hele Veluwe van ca. 100.000 ha te verkrijgen werd simpelweg vermenigvuldigd met 100.000/17.500 om het fantastische aantal van meer dan 17 miljoen bezoekers te krijgen, alsof er overal wild rondloopt (ook in alle bebouwde kommen) en men overal toegang heeft (ook tot de militaire oefenterreinen, het Kroondomein en alle particuliere terreinen ). Dit zou men misleidend kunnen noemen. Vervolgens wordt geschat hoeveel door ondervraagde bezoekers wordt uitgegeven aan "buitensport uitrusting". Dat is gemiddeld ca. €35 per ondervraagd persoon. Volgens een enquête gaan de bezoekers gemiddeld 45 x per jaar op excursie, maar hoe vaak naar de Veluwe staat er niet bij. Toch wordt het "opgeschaalde" aantal Veluwebezoekers van 17 miljoen gedeeld door 45, wat uitkomt op 380.000 'unieke bezoekers'. Het gemiddelde aantal van 45 bezoeken is trouwens onwaarschijnlijk hoog, dat is gemiddeld 1x per week. Zijn daar ook de hond uitlatende en joggende inwoners van Veluwse dorpen en steden bij inbegrepen?

    Die unieke bezoekers brengen dan ruim 13 miljoen euro aan 'economisch effect' in het laatje. Maar je kunt ook redeneren dat de uitgaven per persoon gedeeld moeten worden door het gemiddeld aantal bezoeken, dus minder dan 1 euro per bezoek. En als men gemiddeld 10 keer naar de Veluwe gaat zouden er ineens bijna 2 miljoen unieke bezoekers zijn... Dan wordt er geschat dat er aan het leiden van wildexcursies in de 4 gebieden €89.000 wordt verdiend. Dat is best een aardig getal. Maar buiten de 4 topgebieden van het onderzoek zullen nauwelijks wildexcursies worden gehouden en dus is de extrapolatie naar 100.000 ha nogal onrealistisch. Wat niet of nauwelijks aan de orde komt is dat een aanzienlijk deel van de bezoeken aan deze 4 topgebieden niet om het wild gaat maar om de vogels, het landschap, de stilte. In tabel 4.5 (waarnaar overigens niet wordt verwezen) wordt vermeld dat onder de bezoekers van de Veluwe 50% het zien van wild (zeer) belangrijk vindt. Wie hier zijn ondervraagd (de wildexcursiedeelnemers misschien?) en hoe waren de vragen precies?

    Dan nog iets over de baten bij 'aan de natuur gerelateerde' bedrijven, vooral Horeca, 1944 bedrijven, met een jaarlijks omzet van 685 miljoen euro. Zijn die allemaal geïnterviewd of is dit gebaseerd op een steekproef? Gemiddeld zeggen deze bedrijven dat de 'toedeling aan de natuur' gemiddeld 65% bedraagt en dus zou jaarlijks 'bijna 450 miljoen' aan de natuur worden verdiend. Dit getal zegt echter niets als we niet weten of die 65% een gewogen gemiddelde uitmaken. Het scheelt nog al wat of bijvoorbeeld onder de kleine horecabedrijven vele een hoge toedeling aan de natuur opgeven maar de grote bedrijven, die voor het grootste deel van die 685 miljoen zorgen, weinig of niet op de natuurrecreatie zijn gericht (je zou hier kunnen denken aan het restaurant van het Kröller-Müller Museum dat misschien wel is meegeteld). Onder tabel 4.1 staat trouwens een gekke fout: er wordt hier een omzet 'gegeneerd'. De redenatie hier is bijna gênant.

    De bijdrage over de kosten van de wildbeleving, vooral schade door aanrijdingen en landbouwschade, met een geschat totaal van ruim 2 miljoen euro per jaar lijkt me wel realistisch, maar de kosten worden gemaakt door heel andere 'bedrijven' dan die baat hebben bij het wild.

    Enerzijds kost het de beheerder geld om het natuurgebied in goede staat te houden of kwalitatief nog te verbeteren (bijvoorbeeld door wild in te voeren of de aanwezige populaties te laten groeien). Gesteld wordt dat daar voor de beheerder geen baten tegenover staan, behalve wat subsidies die, 'gezien alle regeltjes waaraan je moet voldoen soms meer kosten dan opleveren'. Dit is een vertekening van de werkelijkheid. Bijvoorbeeld, de Vereniging Natuurmonumenten met o.a. de twee grote Veluwse reservaten, meldt in het jaarverslag 2011 ruim 106 miljoen aan inkomsten, vooral via subsidies (ruim 40%), fondswerving (ruim 30%) en... meer dan 10% inkomsten terreinbeheer!

    Tot zover de Veluwe. In de verdere hoofdstukken worden soortgelijke getallen en conclusies gepresenteerd, die ook hier soms interessant en misschien onverwacht, maar soms ook aanvechtbaar zijn. Neem bijvoorbeeld het aantal bezoekers van de Millingerwaard, een gebied dat qua grootte (700 ha) in het niet valt bij de 4 besproken gebieden op de Veluwe. Zonder bronvermelding of toelichting wordt op p. 85 het formidabele aantal van 1 miljoen genoemd. Op de officiële website www.millingerwaard.info van dit gebied wordt van "tienduizenden" gesproken. Dat lijkt een heel wat realistischer opgave, maar het scheelt een factor 25. Ondertussen moeten de lezers maar geloven dat er jaarlijks voor 23 miljoen wordt besteed door bezoekers die speciaal voor de natuur komen.

    Tja, wat moeten we nu met dit boekje? De KNNV-Uitgeverij prijst het als volgt aan: "Wild van de economie is een verrassend en zeer origineel boek; met zijn doortastende aanpak en vlotte pen komt Bade met een aantal vernieuwende inzichten". Ja, er spreekt enthousiasme uit en er zitten aardige ideeën in. Maar nee, de ideeën zijn grotendeels in het bovengenoemde oudere boekje te vinden, en de uitwerking daarvan is dit keer zwak en deels ronduit misleidend. Het voornaamste bezwaar is wel dat alles aan grotendeels ingevoerd en vaak in overmaat voorkomend wild wordt opgehangen. Ik behoor bovendien tot de biologen die vinden dat, met alle problemen van jacht, bijvoeren en afschieten, de wildrijke delen van de besproken natuurreservaten net als de Oostvaardersplassen meer op dierparken en moderne dierentuinen lijken. Die worden wel even genoemd, maar er wordt geen verband gelegd. Zij leveren een veelvoud aan inkomsten op vergeleken bij meer realistische schattingen van de baten van wildparken.

    Het boek is rijkelijk, om niet te zeggen overdadig geïllustreerd, met vaak te grote en deels onscherpe foto's die op het gebruikte gekleurde papier onnatuurlijk overkomen. Ook hier vond ik het eerdere boekje veel mooier. Er worden trouwens geen fotografen en vormgevers genoemd. Misschien zijn het de auteurs zelf? Mede door de foto's is het boek tamelijk duur voor de geboden informatie. Al met al doet dit boekje de zaak waar de auteurs zich zo voor inzetten geen goed.

    Eddy van der Maarel

    Tom Bade, Reinier Enzerink, Berend van Middendorp & Gerben Smid. 2010. Wild van de economie. Over de baten van bronst, burlen en andere beestachtige belevenissen. KNNV Uitgeverij, Zeist, i.s.m. Triple E Productions. ISBN 9789050113434. Paperback, 128 pp. Prijs € 19,95


    » Dossier Boeken

    » Meer actuele berichten


    Word donateur van de Heimans en Thijsse Stichting!

    Naar boven ^